De islam verlangt van ons, dat wij een stadium bereiken waarin de mens kan zeggen: “Zeg: Voorwaar, mijn salaat, mijn offer, mijn leven en mijn sterven zijn opgedragen aan Allah, Heer der Werelden.’’ (6:162) Dan doet men niets uit eigen belang, doch uitsluitend terwille van Allah, de Almachtige Schepper.

De verhouding van de mens tot Allah Men zou deze verhouding enigszins kunnen vergelijken met de verhouding tussen echtgenoten, waarin er geen geheimen bestaan. De volle eenheid en eenwording tussen man en vrouw kan nooit elders te vinden zijn. Deze verhouding is veel intiemer dan die tussen een kind en zijn vader, want tussen een kind en zijn vader blijft altijd enige afstand. Deze verhouding wordt ook aangeduid door het woord islam, hetgeen betekent: zich volledig overgeven aan de wil van Allah Ta’ala.

Maar dat wil niet zeggen als slaaf tegenover Hem staan, zoals men soms in het Westen over de islam denkt. Omdat men dit punt van de islam niet goed heeft begrepen, denkt men, dat de islam Allah als een despoot, een tiran over ons zou stellen. Integendeel, hier wordt met de overgave bedoeld dat een moslim een stadium moet bereiken, waar hij uit liefde en innige verbondenheid met de Almachtige kan zeggen: “Ik ben hier, ik ben in Uw tegenwoordigheid, ik heb alles meegebracht wat ik bezat, ik wil niets meer hebben dan Uw Welbehagen. Al mijn doen en laten zijn slechts gericht op het zoeken van Uw Aangezicht.” Dit wil stellig niet zeggen, dat men zou moeten ophouden om mens te zijn, integendeel, de mens moet mens blijven en tevens zijn natuurdriften beheersen, hetgeen iets anders is dan ze te onderdrukken.

Een juist geloof Zoals wij reeds in het voorafgaande hebben opgemerkt, hebben wij in de eerste plaats een juist geloof nodig, dat ons kan helpen en als licht dienen wanneer wij door de duisternis worden omhuld. Door het verstand te gebruiken, kan men tot een geloof komen dat men volgen wil; volgen met hart en ziel.

Het symbool van het eerste stadium Wanneer iemand op deze wijze tot de islam overgaat, dan bevindt hij zich in het eerste stadium van dit geloof. Symbolisch zou men dit als volgt kunnen uitdrukken: iemand bevindt zich in een koele duistere nacht midden in een woestijn; hij verlangt naar licht en warmte. Hij kijkt om zich heen op zoek naar een teken, dat hem de weg zou kunnen wijzen. In de verte ziet hij rook en hij is er nu van overtuigd, dat er redelijkerwijs daar vuur moet zijn, dat hem licht en warmte kan verschaffen. Zou deze persoon op zijn plaats blijven staan, dan zou hij zijn doel nooit kunnen bereiken; wil hij licht en warmte ervaren dan zal hij zich naar de plek moeten begeven waar de rook opstijgt. Op dit punt wordt het geloof Imaan en de weg Shari’ah (Goddelijke wet) genoemd. En het bewandelen van deze weg betekent streven naar het hogere stadium.

Tweede stadium De mens, die uit het waarnemen van de rook opmaakte, dat er op dat punt vuur moest zijn, heeft nu de afstand afgelegd en bij het vuur aangekomen. Nu ziet hij met eigen ogen, dat zijn veronderstelling juist was, hij heeft geen twijfels meer. De weg of wet, welke wij Shari’ah hebben genoemd, die zich buiten hem bevond en die hij bewandelen moest, is nu voor hem een innerlijke wet geworden. Hij denkt niet meer over wetten en voorschriften, doch beleeft deze. Volgens de terminologie wordt het geloof van dit stadium Irfaan en de wet Tarieqat genoemd.

Het derde stadium De mens, die de reis begonnen was op zoek naar het vuur en die de plek bereikte, waar hij rook waarnam, verloor elke twijfel toen hij het vuur zelf aanschouwde. Nu komt hij nog naderbij en voelt de weldadige warmte, die zijn hele lichaam doordringt. Hij wil niet meer in de donkere, koude nacht van het wereldse terug en werpt zich in het vuur om er één mee te worden, en zich voor altijd veilig te stellen voor alle gevaren, zorg en moeite. Hij verliest zichzelf en neemt de kleur van het vuur aan, evenals het ijzer in het vuur gloeiend heet wordt en er de kleur van aanneemt. Hieromtrent zegt de Heilige Qur’an: ‘Maak Allah’s kleur (godsdienst) tot de uwe’ (2:138). Dus wees één met Hem en straal Zijn Eigenschappen uit. In dit stadium heeft de mens zijn doel bereikt. Hij heeft alles wat hij gekregen had teruggebracht tot Allah, ook zichzelf, zijn wil en verlangen, zijn doen en laten. Het geloof van dit stadium wordt Ieqaan (volle zekerheid) en de wet Haqieqat (werkelijkheid) genoemd. Nu is aangetoond, hoe het gewone geloof en de wet zich door deze drie stadia hebben ontwikkeld, kan men ook begrijpen, dat slechts het zien van een teken ons niet kan helpen. Men moet de weg volgen welke naar die plaats leidt waar wij het teken van de waarheid hebben gezien.

Uitwerking van het geloof Er is een andere uitwerking, die het geloof en het volgen van de wet tot stand moeten brengen. Met de ontwikkeling van het geloof en de wet moet ook de uitwerking zich ontwikkelen en bij iedere stap, welke men naar het hogere aflegt, moet de uitwerking van het geloof ook groter en subliemer zijn.

Salihiyyat Het eerste stadium van het geloof brengt de mens tot Salihiyyat, d.w.z, dat de mens van dit stadium alert wordt in al zijn handelingen. Hij streeft er naar niemand kwaad te doen. Alles wat van hem uitgaat moet mooi zijn en heil brengen. Is deze uitwerking nog niet zichtbaar, dan is men nog niet op weg naar huis. Voor iemand die huichelachtig is, de naam van Allah uitspreekt, gebeden prevelt, doch wiens doen en laten niet beter zijn dan die van een onwetende, moet men zich in acht nemen en voor diens beweringen moet men oppassen. Ook de mens die zich uiterlijk braaf, eerlijk en vroom voordoet, maar wiens persoonlijk leven daarmee in strijd is, kan niet de ware gelovige zijn. De ware gelovige zal niet meer op die wijze kunnen handelen. Zijn leven in het openbaar en in het verborgene zullen met elkaar in overeenstemming en niet met elkaar in strijd zijn. Ook indien zijn eigen belang in het gedrang komt, zal hij even eerlijk blijven als hij tegenover anderen beweert te zijn. De Heilige Qur’an zegt: ‘O jullie die geloven! Wees standvastigen ten aanzien van de gerechtigheid, als getuigen omwille van Allah. Zelfs tegenover jullie zelf of jullie ouders of jullie verwanten, of het nu een rijke of een arme is (waartegen getuigd moet worden), want Allah kent hun belangen beter.’ (4:135).

Shahadat In het tweede stadium leggen de vroomheid en de daaruit voortvloeiende daden van de gelovige een nog grotere getuigenis af. De Heilige Qur’an noemt deze toestand shahadat. Nu is men in staat zo nodig zichzelf en alles wat men bezit op te offeren. Men denkt niet aan eigen belang en voordelen, doch aan die van anderen, niet om beloning te verkrijgen of uit vrees voor straf. Men doet alles wat men doet uit innerlijke noodzaak. Men denkt er niet meer aan, hoe anderen zullen reageren, of zij dankbaar of ondankbaar zullen zijn. Deze handelwijze wordt in de Heilige Qur’an met het woord ihsaan aangeduid, d.i. het goed doen zonder dat men iets van anderen terug verwacht.

Siddieqiyyat In het derde stadium van het geloof en van de haqieqat bereikt men een punt waar men zich in het Goddelijke Vuur werpt en er één mee wordt. Zijn zitten, staan en liggen, spreken en zwijgen, denken en mediteren, eten en drinken, bidden en vasten worden alleen gewijd aan Allah, de Heer der Werelden. De gelovige wordt één met Hem, Die hem in het leven heeft geroepen. Alle geheimen worden opgeheven, hij staat alleen met zijn Geliefde, wiens wil hij door de moeilijkheden heen heeft gevolgd. De tijd van de bevruchting is aangebroken, want de volle éénwording is een feit geworden. Dit stadium wordt Siddieqiyyat genoemd, d.w.z. dat alles waarheid is geworden. Waarover men eerst door het woord had getuigd, dat heeft men nu door de daad getoond. De mens van dit stadium werkt de Goddelijke Eigenschappen uit. Hij denkt niet meer alleen aan zijn familie, vrienden of verwanten doch de hele mensheid behoort tot hem. Hij gedraagt zich tegenover de mensheid als een moeder tegenover haar kinderen. De medemensen brengen moeilijkheden op zijn weg en verspreiden doornen op zijn pad, doch hij bidt voor hen, want zij weten niet wat zij doen. De mens die zo ver is gekomen, getuigt van zijn innerlijk door zijn handelwijze. De wereld geeft ook getuigenis van dit feit, zelfs degenen, die hem uit eigen belang haten. Nu ontvangt hij de geestelijke vruchten van Allah Ta’ala. In dit stadium kan men zeggen: Mijn Heer en ik zijn één.’ Iemand die alles in beweging heeft gezet om het punt Siddieqiyyat te bereiken, heeft daarna geen verlangen of wens meer. Hij is nu in Allahs handen als een kind in de handen van zijn liefdevolle moeder. Als het nodig wordt, legt Allah grote verantwoordelijkheid op zijn schouders, om de mensheid, die de weg niet kan vinden, te leiden naar het Vaderhuis.

Resumerend In het voorafgaande hebben wij gezien wat het doel van de mens op aarde is en wat de zin is van dit leven. Wij hebben tevens gezien hoe men geleidelijk dit doel kan bereiken. Wij spraken over de verschillende stadia en trappen van het geloof en van de daad, en lieten zien welke uitwerking het geloof op iedere trap van zijn ontwikkeling op de mens heeft. Het geloof moet dus in de daden tot uiting komen, zodat de medemensen het er éénstemmig over eens zijn, dat zo iemand niet in staat is anderen te benadelen. Niet alleen geven zijn naaste familieleden en vrienden een getuigenis over de oprechtheid van zijn doen en laten, doch ook zijn innerlijk bewijst de waarheid hiervan door de buitengewone rust en vrede, die in zijn hart wonen. Wel beweren sommigen dat zij een innerlijke vrede bezitten en dat zij anderen ook die rust kunnen schenken, doch deze is onder moeilijke omstandigheden toch vaak spoedig verstoord. De bezitter van de werkelijke vrede en rust kan door niets meer uit zijn evenwicht gebracht worden. Voor zulk een ziel luidt de stem van de Almachtige: ‘O ziel die in rust zijt! Keer tot uw Heer terug, tevreden met Hem, Hem welgevallig. Treed derhalve onder Mijn dienaren binnen. En treed Mijn tuin binnen.’ (89:27-30).

De islam voert de mens naar zijn doel Ieder mens komt op aarde zonder zonde, hij is belast noch met erfzonde noch met die van een vroeger leven. Doch door de schone schijn van het wereldse verlokt, degradeert hij tot een dierlijke staat. In de Heilige Qur’an lezen wij: ‘Voorzeker hebben Wij de mens in beste vorm geschapen. Vervolgens brengen Wij hem terug tot het laagste van het laagste’ (95:45). D.w.z. dat een mens bij zijn geboorte rein en zuiver van natuur is. Maar door de invloed van zijn omgeving vervormd, valt hij in een diepe afgrond. De taak van de godsdienst is nu aan de ene kant de gezonken mens op te heffen en terug naar zijn oorspronkelijke vorm te brengen en aan de andere kant, hem die nog niet is afgedwaald te behoeden. Op welke wijze de islam dit tracht te bereiken, wordt hierna verduidelijkt.

De islam geeft hoop De islam ziet de mens zoals hij in werkelijkheid is, met al zijn fouten en gebreken, tot verhevener dingen in staat. Daarom zal de islam nooit zeggen, dat er voor iemand op het geestelijke of innerlijke terrein geen hoop meer is. Hij geeft hoop aan iedereen om te worden opgenomen in de armen van de Liefderijke Heer. Het doel van de Heilige Qur’an is derhalve om de mensen uit de duisternis naar het licht te brengen; mensen die door hun eigen handelwijze de weg niet meer kunnen terugvinden. Wij lezen in het begin van het 14e hoofdstuk het volgende: ‘Ik ben Allah, de Ziende. Dit is een Boek, dat Wij tot u hebben geopenbaard, opdat gij de mensen, met het verlof van hun Heer, van de duisternis tot het licht zult brengen – tot de weg van de Machtige, de Geprezene.’ (14:1)

Allahs Barmhartigheid Tot hen die in hun gedragingen buitensporig zijn geweest en van wie men zou kunnen zeggen dat zij verloren zijn gegaan, zegt de Barmhartige: ‘Laa taqnatu mir Rahmatiellaah’ (39:53), d.i. wanhoop niet aan Mijn Barmhartigheid. Voorwaar, Allah kan alle zonden vergeven. Alleen moet men zich tot Hem wenden en zich voor Zijn Genade en Barmhartigheid openstellen. Het licht van Allahs Liefde zal de mens geheel verlichten, zodat hij zijn weg zal kunnen volgen die naar het Vaderhuis leidt. De mens is immers meer dan een dier, hij kan luisteren, denken en uit vrije beweging de wil volgen van Hem, die hem in het leven heeft geroepen. Alleen de sluier, die over zijn ogen ligt, moet worden verwijderd. De islam leert ons hieromtrent, hoe wij weer tot onze zuivere staat kunnen terugkeren; daartoe geeft hij geboden en verboden. Hij geeft ons voorschriften om ons lichaam en onze ziel gezond te houden en te voorkomen dat deze ziek worden. De islam legt er de nadruk op, dat alles wat wij gebruiken, zowel voedsel als drank, ons lichaam en onze geest beïnvloedt, want wij zijn een psychofysische éénheid. Men kan niet de geest van het lichaam onderscheiden, noch kan men de invloed, die de lichamelijke gesteldheid en de uiterlijke gedragingen van de mens op de geest uitoefenen, geheel tegenhouden. Men mag het lichaam niet verwaarlozen en alle aandacht schenken aan de geest, noch mag men het omgekeerde doen. Voor beide moet men zorgdragen, zodat de volledige mens gezond blijft. Dit punt heeft de islam goed ingezien en hierdoor kon hij de voorschriften geven voor de gezondmaking van lichaam en geest. Als men de geboden en verboden van de islam naleeft, hoedt men zich er voor, zijn natuur te verderven en zullen de geest en het lichaam gezond blijven. Men komt door het volgen van deze geboden en verboden tot inzicht en verheft zich langzamerhand boven de dierlijke staat door driften en begeerten te beheersen. Men leert tevens naar anderen te luisteren, voorbeelden te zien en daaruit leringen te trekken. Hierdoor verheft men zich boven de dierlijke staat.

De Heilige Qur’an geeft ons aanwijzingen, hoe wij ons tegenover onze medemensen moeten gedragen; hoe wij tegenover onze ouders, vrouw of man, kind en andere verwanten moeten staan. Hoe wij tegenover onze vrienden dienen te handelen en hoe wij ons dienen te gedragen tegenover andersdenkenden; eveneens tegenover iemand, die ons benadeelt. Hij leert ons tevens, dat wij in al onze gedragingen rechtvaardigheid moeten betrachten en allen, die in nood verkeren, moeten helpen.

De islam geeft gemoedsrust Hoe stelt de islam ons in staat deze verloren schat terug te vinden? In de eerste plaats heeft de islam er de nadruk op gelegd, dat de Schepper van de hemelen en de aarde bestaat. Dit is geen veronderstelling of vermoeden, maar een werkelijkheid. De islam werkt niet alleen op de gevoelens van de mens, doch ook op zijn rede en verstand. Hij voert zulke argumenten aan voor het bestaan van Allah, dat de rede van de mens ervan overtuigd wordt, dat er inderdaad een Schepper bestaat, Die alles geschapen heeft.

Allahs eigenschappen Dan toont de islam het Aangezicht Gods door Zijn Eigenschappen op te noemen, die ieder ogenblik in werking treden en die wij met onze ogen kunnen aanschouwen en met ons lichaam en ziel beleven. Hij ruimt eveneens alle misverstanden op, waardoor de mens in verwarring zijn weg zou kunnen kwijtraken. Hij zegt duidelijk, dat er buiten de Almachtige geen godheid bestaat, die de mens in zijn nood zou kunnen helpen. In de Heilige Qur’an lezen wij hieromtrent het volgende: ‘Zeg: Hij, Allah is Eén. Allah is Hij, van Wie alles afhangt. Hij baart niet, noch is Hij gebaard; En niemand is Hem gelijk.’ (112:1- 4).

“Allah is Hij, buiten Wie er geen god is, de Eeuwiglevende, de Zelfbestaande, door Wie alles bestaat; sluimering bevangt Hem niet, noch slaap. Al wat in de hemelen is en al wat op de aarde is, is van Hem. Wie is hij die bij Hem een voorspraak kan zijn behalve met Zijn verlof? Hij weet wat vóór hen is en wat achter hen is, en zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten, behalve wat Hem behaagt; Zijn kennis strekt zich over de hemelen en de aarde uit, en het beschermen van beide vermoeit Hem niet, en Hij is de Allerhoogste, de Grote.’ (2:255)

De schoonheid van Zijn persoon trekt dan de mens tot zich en de mens begint zijn reis en streeft naar éénwording met Hem, die de Schoonste aller schonen is. Dus het eerste middel is: te weten wie eigenlijk Allah is, en het tweede middel is: te streven naar éénwording met Hem.

La ilaha ill Allah Het eerste middel wordt gegeven door de woorden, die ieder moslim moet uitspreken: ‘La ilaha ill Allah’. ‘Allah getuigt dat er waarlijk geen god is dan Hij en (ook) de engelen en de bezitters van kennis (bevestigen dit), standvastig in de gerechtigheid. Er is geen god dan Hij, de Almachtige, de Alwijze.’ (3:18) Alles heeft een schoon aanschijn, doch de ware schoonheid is alleen in Hem te vinden, Die de Bron is van alle schoonheid en Wiens Schoonheid eeuwigdurend is en aan geen verandering onderhevig.

Het gebed Om het streven naar dit doel vruchtbaar te maken, heeft de islam ons het gebed geleerd, dat alleen tot Hem gericht kan worden, Die alle lof waardig is. Een moslim wordt geleerd, dat het aanbidden van dingen die buiten Allah zijn, de mens van zijn doel afbrengt. Dit is hetzelfde als wanneer men naar een bepaalde stad moet reizen en men in plaats van het juiste pad te volgen een verkeerde kant oploopt. Evenals deze persoon zal de afgodendienaar zijn doel niet kunnen bereiken.

Afgoderij Maar de afgodendienst of de afgoderij ligt niet alleen in het maken van een beeld waarvoor men zich ter aarde werpt. Integendeel, ook alles wat men boven Allah lief heeft zal een afgod heten. Dus moeten wij alle voorwerpen van verlangen en begeerten van ons pad wegruimen en ons geheel richten naar ons doel. Dit wordt in het gebed door ‘Allahu Akbar’ te zeggen tot uitdrukking gebracht, d.w.z. dat men alleen de Grootheid en Heerlijkheid van de Almachtige erkent en wie dit doet, is zo overweldigd door Zijn Grootheid en Luister, dat hij zich van alles afwendt en zich alleen tot Hem richt.

Het gebed centraal in het leven De islam stelt het gebed centraal in het leven. Gebed betekent niet, dat de Almachtige Allah het prevelen van sommige woorden nodig heeft. Stellig niet. De heilige profeet Mohammed (Allahs vrede rust op hem) zei, dat indien alle mensen zouden samenkomen en zich inspannen om de Heerlijkheid van Allah te tonen en Hem daarvoor zouden loven en prijzen, dan zou dit niets aan zijn Koninkrijk en Grootheid toevoegen. Omgekeerd, indien alle mensen zouden samenkomen om Zijn Grootheid of Heerlijkheid te ontkennen, dan zou dit evenmin iets aan Zijn Koninkrijk kunnen afdoen. Derhalve heeft Allah ons gebed niet nodig. Wijzelf zijn het, die het gebed nodig hebben, want het gebed is een middel om ons nader tot het bereiken van ons doel te brengen: het éénworden met Hem. Het gebed is als een intiem gesprek, dat een mens met zijn Geliefde voert. Dus kan dit gebed niet alleen het herhalen van sommige woorden betekenen, waaraan Allah welbehagen zou hebben. Het bevat veel meer. Men moet met lichaam en ziel het gebed verrichten en in het gebed moeten beide aanwezig zijn. Indien dit niet het geval is, dan heeft het gebed zijn recht niet gekregen. Daarom moet het gebed door bezinning zijn ware zin verkrijgen. De heilige profeet zei, dat men door vrijwillige gebeden zo ver komt, dat de Almachtige zich door hem manifesteert. Deze manifestatie mag men niet verwarren met de ‘menswording’ van Allah. Dit kan niet gebeuren, want in dat geval zou de Almachtige Zijn Eigenschappen moeten prijsgeven, hetwelk zelfvernietiging betekent. Manifestatie Gods betekent alléén, dat Allah door zulk een persoon het bewijs levert van Zijn bestaan. Hier zijn alle mensen gelijk, iedereen die zich de moeite getroost en hiernaar streeft kan dit stadium bereiken.

Islamitisch gebed Het gebed van de moslim is het erkennen van de Grootheid en Heerlijkheid van Allah, welke hem geleidelijk ertoe leidt, dat hij volgens zijn vermogens naar die Godheid streeft, die zulke Eigenschappen bezit, en om Zijn hulp vraagt om dit doel te bereiken. Men vraagt niet om het wereldse, voedsel of drank. Dat geeft Allah aan iedereen, of hij Hem aanbidt of niet. Hij heeft alles geschapen, daarom berust het onderhouden en het voorzien in de behoeften op Hem. Dit heeft Hij in de Heilige Qur’an duidelijk naar voren gebracht met het woord ‘Rabboel Alameen’, d.w.z. dat Hij de Schepper en Onderhouder van alle dingen is. Hij is Rahmaan en Raheem, want Hij voorziet in de behoeften van Zijn schepselen zonder dat Hem dit gevraagd wordt. Hij is Malik, de Meester van alles, en alles berust in Zijn handen; ook het gevolg van onze daden. Hij kan ons vergeven als Hij wil, niemand zal kunnen zeggen waarom Hij dit doet, ook in dit geval zal Zijn Rechtvaardigheid niet in het gedrang komen.

Uitkomst van het gebed Erkent men dit, dan komt men tot het besef, dat men voor Allah staat en in alle eerbied vraagt: ‘Leid ons op het rechte pad, het pad van hen aan wie Gij gunsten hebt geschonken’ (1:5-6). Men wil nu één worden met Hem, zoals anderen dit werden die voor hen zijn geweest. De islam stelt dus de mens in de gelegenheid, zich op de juiste wijze in te spannen en zich naar dat doel te richten. De tijd komt dan ook, dat de stem van Allah klinkt: ‘Wees niet bang noch treurig, maar wees blij met het Paradijs’ (41:30).

Onze weg is lang en moeilijk Dit is wel een lange en moeilijke weg, maar iemand die het Aangezicht van de Almachtige heeft leren kennen, spant zich in en verzamelt zijn krachten om zijn reis te beginnen. Gezegend zijn degenen, die deze weg kiezen en zich de moeite getroosten om alles in beweging te zetten wat in hun vermogen ligt. De Hand van Allah Ta’ala zal zich uitstrekken om hen te ontvangen in Zijn Liefdevolle Armen, en Zijn stem zal klinken: ‘O ziel die in rust zijt! Keer tot uw Heer terug, tevreden met Hem, Hem welgevallig. Treed derhalve onder Mijn dienaren binnen. En treed Mijn tuin binnen.’ (89:27-30). Moge Allah ons allen in staat stellen, dat wij het doel van ons leven leren beseffen en er naar streven dit te kunnen bereiken. Amien, Ya Rabbal Alamien. Het laatste woord moge zijn: ‘Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden.’

Wallahu A’lam